Wanneer we voor de bediening van het Heilig Avondmaal bidden, klinken deze woorden:

in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Heere Jezus Christus uit de hemel verwachten”.

Het lijkt zo tegenstrijdig, “droefenis” en “opgeheven hoofd”.

Het leven van een christen is onderworpen aan allerlei moeiten, verdriet, rouw en strijd tegen de zonde. Het AvondmaalsformuIier spreekt dan ook over “het opnemen van het kruis”, en “de bezwaarde en verslagen harten van de kinderen van God”. Je zou er je hoofd bij laten hangen..

Maar dan klinkt het blijde Evangelie: verleen ons Uw genade, dat we met opgeheven hoofd onze Heere Jezus Christus verwachten.

De verbinding tussen droefenis en het opgeheven hoofd is Christus Zelf! In het gebed smeken we Hem: bewerk in onze harten, dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan Uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven.

Als wij onszelf hoe langer hoe meer aan Hem overgeven, dan komt de vrucht van Gods genade: „Verleen ons Uw genade…” Het is niet vanzelfsprekend bij mij, maar de Heilige Geest wil het genadig schenken.

Bij het avondmaal worden we opgeroepen om onze harten opwaarts te heffen, naar de hemel, waar Christus is. Nu is Hij daar nog als onze Voorspraak, maar straks komt Hij Zijn werk afmaken.

Dan maakt Hij een einde aan alle droefenis en strijd. Dan zal God Zelf al onze tranen afwissen, en mogen wij voor eeuwig bij Hem wezen.

Laten we daarnaar uitzien, met reikhalzend verlangen en een opgeheven hoofd.

Maar, trouwe God, Gij zijt,

het schild, dat mij bevrijdt,

mijn eer, mijn vast betrouwen;


Op U vest ik het oog;

Gij heft mijn hoofd omhoog,

en doet m’ Uw gunst aanschouwen.


’k Riep God niet vrucht’loos aan;

Hij wil mij niet versmaân

in al mijn tegenheden;


Hij zag van Sion neer,

de woonplaats van Zijn eer,

en hoorde mijn gebeden.

(Psalm 3:2)