In Gen. 39 lezen we hoe Jozef, in de gevangenis gezet werd voor een misdaad die hij niet had begaan. Hij werd in verzoeking gebracht om de vrouw van een andere man te nemen, maar hij gaf er niet aan toe, net zoals Jezus in de woestijn verzocht werd, maar zich verzette tegen de aanbiedingen van Satan. Jozef werd vals beschuldigd, net zoals Jezus, de Zoon van God, vals beschuldigd werd van godslastering, omdat hij naar waarheid verklaarde dat Hij de Zoon van God is.

Beiden kregen een zware straf opgelegd voor een misdaad die zij niet hadden begaan. 

En zowel Jezus als Jozef hadden twee mannen aan hun zijde in hun lijden; de één bestemd voor verlossing, de ander voor het verderf. Het verhaal van Jozef vertelt ons profetisch de details van die overtreders: er zouden twee mannen zijn, de één aan wie hoop en een toekomst zou worden gegeven, terwijl de ander zonder hoop zou omkomen. Op dit moment in het leven van Jozef laat onze grote God ons zien dat Zijn plan voor de dag van Jezus’ kruisiging al lang van te voren besloten was, en aan ons bekend gemaakt werd.

Voor zijn dood gaf Jezus het brood en de wijn aan zijn discipelen en de wereld. Het brood is Zijn lichaam dat voor ons gebroken is, terwijl de wijn zijn bloed van het nieuwe verbond is. 

De twee bedienden die samen met Jozef in de gevangenis zaten, vertelden aan Jozef over brood en wijn aan op grond van hun dromen. De ene had een droom over de druiven aan de wijnstok en hoe hij de wijn in de beker perste. De ander droomde over brood in de mand. 

Interessant is dat in de ontmoeting tussen Jozef en deze twee dienaren de zaken precies omgekeerd zijn dan op de dag van de kruisiging. Jozef vroeg de dienaar die hersteld zou worden om aan hem te denken toen hij terug was in het paleis van Farao, maar de dienaar vergat Jozef. En Jozef bracht nog eens twee volle jaren in de gevangenis door. Het werd vergeten en uitgesteld. 

Daarentegen vroeg de man aan de rechterzijde van Jezus op de dag van de kruisiging aan de Heer om hem te gedenken wanneer hij in Zijn koninkrijk kwam, en Jezus antwoordde hem dat hij nog dezelfde dag met Hem in het Paradijs zou zijn – het werd herinnerd en wel onmiddellijk. 

Voor de twee dienaren met Jozef werd drie dagen tijd bepaald voor de gebeurtenissen die in hun leven zouden plaatsvinden, terwijl we van Jezus weten dat God hem aan het eind van de drie dagen uit de dood opwekte. 

God onze Vader heeft deze gebeurtenis in het leven van Jozef laten plaatsvinden, opdat toekomstige generaties, die het lezen, zullen begrijpen dat dit geen verzinsel van mensen is, maar een voorproefje van de kruisiging, 1900 jaar van tevoren bekend gemaakt. 

God was Jozef in die cel niet vergeten, en het kruis was geen vergissing. Het was allemaal voorzien en God hield toezicht op elk detail van het verhaal dat eerst leidde tot de redding van Israël, en daarna tot de redding van allen die geloven. Jezus is inderdaad de Messias en er is geen ander – er is geen reden om te twijfelen aan wie Hij is.

En nu heb Ik het u gezegd voordat het zal gebeuren, opdat, wanneer het gebeurt, u zult geloven.

Johannes 14:29