In Joh. 20:6-7 lezen we: “Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats.”
Het Griekse woord voor zweetdoek kan ook vertaald worden met “servet”. Evenzo kan opgerold ook verstaan worden als opgevouwen.
Johannes vertelt ons dat de zweetdoek/het servet, dat over het gezicht van Jezus werd gelegd, niet zomaar opzij werd geworpen. Nee, het was netjes opgevouwen en apart van de grafdoeken gelegd. Was dat belangrijk? Ja!
Om dat te begrijpen, moet je iets van de traditie van die tijd weten. Het opgevouwen servet had te maken met de Meester en de Dienaar, en iedere Joodse jongen kende deze traditie.
De bediende dekte de eettafel voor de meester, en was de tafel perfect in gereedheid gebracht, dan wachtte de bediende, net uit het zicht, tot de meester klaar was met eten.
Als de meester klaar was met eten, stond hij op, pakte zijn servet, veegde zijn vingers en mond ermee af, en gooide daarna het servet weer terug op de tafel. De bediende wist dan dat hij de tafel moest afruimen. Het weggeworpen servet betekende: ‘Ik ben klaar.’
Maar, als de meester van de tafel opstond, en na gebruik zijn servet weer netjes opvouwde en naast zijn bord legde, dan kwam de bediende niet, want het opgevouwen servet betekende: ‘Ik kom terug!’
Dat is de boodschap van de opgerolde zweetdoek: JEZUS KOMT TERUG!