De Heere Jezus en de meeste van zijn discipelen waren Galileeërs. En op sommige punten hadden zij iets andere rituelen dan de Joden in Judea. Zo ook met betrekking tot het huwelijk.
Als een man een meisje vond waar hij mee wilde trouwen, dan ging hij met zijn meisje en zijn vader naar de stadspoort om de verloving (eigenlijk ondertrouw) te bevestigen. De stadspoort was een plek waar de oudsten wettige overeenkomsten goedkeurden met de benodigde getuigen. Een geschreven aanzoek werd voorgelezen aan de bruid. Indien de bruid instemde met het huwelijksverbond werden er geschenken gegeven. Er was tevens sprake van een bruidsschat. Deze was bedoeld als bijstand voor de bruid gedurende de afwezigheid van haar geliefde. De bruidegom schonk vervolgens wijn in een ceremoniële beker, die hij aanbood aan de bruid. De bruid had nu de keuze of ze het huwelijksaanzoek bevestigde of afwees. Het verbond was rond als zij de beker aannam en van de wijn dronk. Daarna zei de bruidegom: “Ik zal er pas weer uit drinken met jou in het huis van mijn vader”.
Hoewel de bruid en bruidegom nu formeel al één waren, gingen ze allebei terug naar hun huizen. Ze woonden apart tot de dag van hun bruiloft. De bruidegom verzamelde materialen om een nieuwe woning aan te bouwen aan het huis van zijn vader en kocht spullen voor de bruiloft. De bruid begon met het maken van een bruidsjurk. De bruid moest soms lang wachten op handelsreizigers om bepaalde spullen of stoffen te kopen. De bruid bleef waakzaam en puur voor haar bruidegom, hoelang het ook zou duren. Tijdens dit hele proces wist niemand wat de dag of het uur zou zijn waarop de bruiloft zou plaatsvinden, behalve de vader van de bruidegom. De vader van de bruidegom had perfect overzicht op de vorderingen. Daarom wachtte de bruidegom totdat zijn vader zei: “Het is tijd, ga nu je bruid halen!”
Dat moment kon op een onverwacht tijdstip komen, vaak heel vroeg in de ochtend. Soms zelfs in de nacht. Daarom waren Galileeërs ’s nachts aangekleed en hadden hun lampen gereed staan. De bruid sliep al in haar trouwjurk en haar bruidsmeisjes droegen witte linnen gewaden. Ze waren bij de bruid om haar te helpen. Zo waren ook de bruidsjonkers bij de bruidegom gereed. Zodra de vader zijn zoon opdracht gaf zijn bruid te halen, pakte de zoon zijn sjofar (bazuin of ramshoorn). Eenmaal buiten blies hij erop om het hele dorp wakker te maken, zo ook de bruid en haar familie. De bruidegom ging nu op weg naar zijn bruid. Alleen degenen die voorbereid waren, konden snel opstaan en aansluiten bij de stoet. Zodra de stoet bij het huis van de bruid was aangekomen, werd de bruid op een draagstoel getild. Zij liep niet achter de bruidegom aan, maar werd gedragen. Ze werd de lucht in getild. Zo werd ze begeleid naar het huis dat haar bruidegom gemaakt had. Zodra de stoet bij het huis van de bruidegom waren aangekomen, kon het feest beginnen. De deur werd gesloten.
Herkent u al deze rituelen? De bruidegom en de bruid die zich gereed maken, vol verlangen naar elkaar? De bruidsprijs die de bruidegom betaalde? De beker met wijn? Laten we daaraan denken als we zondag het Heilig Avonmaal mogen vieren.
Bedenk dat onze Heere Jezus ons zo uitnemend liefheeft, dat Hij de bruidsprijs met Zijn bloed betaalde, en ons het als onderpand de Heilige Geest zond. De dag komt dat de Vader tegen de Zoon zal zeggen dat het tijd is om Zijn bruid te halen.
Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. (Openb. 19:7)