De HEERE en Zijn Gezalfde
Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen!
Psalm 1 en 2 horen bij elkaar. Samen vormen zij de poort waardoor we het boek der Psalmen binnengaan. Psalm 1 toont de mens en hoe deze moet leven, met aan het eind een ernstige waarschuwing, om niet van recht weg af te dwalen.
In Psalm 2 zien we de mensen zien die in Psalm 1 gewaarschuwd werden, maar die toch menen het van God te kunnen winnen. De Psalm sluit af met een zegen voor hen die de waarschuwing ter harte nemen, en de Zoon kussen (dat wil zeggen: aannemen als hun verlosser).
In Psalm 2 zien we eigenlijk de hele wereldgeschiedenis, van begin tot eind, zich ontvouwen.
Het begon al in Genesis, met Nimrod. Nimrod was de eerste wereldheerser. (Genesis 10 en 11)
Waar God expliciet gezegd had, “verspreid jullie over de aarde en onderwerp haar”, meende Nimrod het beter te weten, en met zijn volgelingen besloot hij om een toren te bouwen, zo hoog, dat ze zelfs in de hemel zouden komen, om God naar de kroon te steken.
God moest er om lachen. Die reuze hoge toren! “Kom, zei God, laten wij afdalen om dat nietige dingetje eens te gaan bezien.”
Maar toen God de toren zag en het werk dat ze in eenheid met elkaar deden, zei Hij: “als Wij dat toelaten zal er geen eind komen aan hun aspiraties, niets zal hun dan onmogelijk zijn”.
Dus verwarde God hun spraak, de mensen trokken bij elkaar vandaan en de toren werd tot stof.
Hier begon het ontstaan van vele volkeren. Geen eenheid meer, maar oorlogen, stammenstrijd en alle bijbehorende ellende. Dat lijkt een enorme vloek, maar toch was het ook een zegen. Want stel je voor dat God de eenheid die er was, had laten bestaan? Heel de wereld verenigd onder 1 wereldleider?
Wat dat betekent komen we tegen aan het eind van de Bijbel, in het boek Openbaring. Aan het eind van de tijd zal een dergelijk man opstaan, die zogenaamd alle ellende van de wereld zal oplossen, en hij zal toegejuicht worden door alle mensen.
Nou ja, niet alle mensen, de Godvrezenden zullen beseffen dat de Antichrist zich tegen God verheft, en zij zullen zich niet aan hem onderwerpen, zelfs niet als ze het met de dood moeten bekopen. (vlg Matt 10:28)
De Antichrist is de ultieme Nimrod. Hoogmoedig, en denkend dat hij het wel van God zal winnen. Maar hij is mens, en geen God, wat zal nietig klei tegen God beginnen?
In Jesaja 29: 16 lezen we:
Alsof de pottenbakker als gelijk beschouwd kan worden met het leem,
zodat het maaksel over zijn maker zegt: Hij heeft mij niet gemaakt,
en het gevormde voorwerp over zijn pottenbakker zegt: Hij heeft er geen inzicht in.
God zit in de hemel en lacht om al dat dwaze van de goddelozen. Zijn Zoon kan hen breken met een ijzeren staf zoals een pottenbakker het maaksel van zijn handen.
In Openbaring 2 staat: “Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden”.
Onze God is een God van heil en vergeving, Hij is rijk aan goedertierenheid en liefde.
God vindt geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! (Eze. 18:11)
God is echter ook rechtvaardig. Als iemand zich niet laat bekeren zal hij in zijn zonden omkomen. Daarom is Psalm 2 zo’n ernstige waarschuwing. Och, lieten alle mensen zich maar overtuigen en zich bekeren van hun weg die naar de afgrond leidt. Dat alleen brengt heil en zegen!
Jeremia 17 maakt de cirkel rond en brengt ons terug bij Psalm 1, we lezen:
“Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is. Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is, en die zijn wortels laat uitlopen bij een waterloop. Hij merkt het niet als er hitte komt, zijn blad blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, en hij houdt niet op vrucht te dragen.”
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!