Afgelopen zondagmorgen mochten we het Heilig Avondmaal vieren en de ds. preekte over Handelingen 4, waar het Sanhedrin Petrus en Johannes ondervraagt door welke kracht ze de kreupele man aan de Schone Poort genezen hebben.
De man was vanaf zijn geboorte, meer dan veertig jaar geleden, kreupel en werd dagelijks bij de Schone Poort, de toegang tot het Tempelcomplex, neergezet, om te bedelen. Iedereen die naar de Tempel ging, liep dus langs hem heen. Tijdens Zijn bediening op aarde moet onze Heiland hem dus vaak gezien hebben. Maar Hij genas hem niet. Vreemd eigenlijk.
De Heere Jezus genas zoveel mensen, waarom hem dan niet?
Wij begrijpen Gods wegen vaak niet. Waarom krijgt de één een zorgeloos leven, en moet een ander zo tobben? Waarom zo’n akelige ziekte, en ondanks veel en oprecht gebed toch geen genezing?
Wij krijgen niet altijd antwoord op onze waaroms, maar in dit geval mogen we het wel zien. De Heere Jezus liep de kreupele man aan de Schone Poort voorbij, zodat Petrus en Johannes hem in Zijn Naam konden genezen, en voor het Sanhedrin en heel Jeruzalem konden getuigen dat “de zaligheid in geen ander is, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.”
De genezing is een teken bij de verkondiging. De Kerk mag er door groeien. Op de Pinksterdag waren er 3000 tot bekering gekomen, en nu werden het er al 5000. Gods werk is niet te stoppen. Het gaat door tot de Jongste Dag.
Afgelopen zondag mochten we aan de Avondmaalstafel weer een voorsmaak proeven van de tijd waarin er nooit meer ziekte of rouw zal zijn. Laten wij daarom dwars door alle moeiten en verdriet heen, blij zijn en vreugde bedrijven, want het Bruiloftsmaal van het Lam komt.