In zijn preek op Pinkstermorgen, trok de ds. een vergelijking tussen de wetgeving op Horeb (Sjavoeot), 50 dagen na de uittocht (Pesach), en de uitstorting van de Heilige Geest op het Pinksterfeest, 50 dagen na Pasen.

Maar als we die twee verslagen nauwkeurig bekijken, valt nog iets anders op:

Toen Mozes met de Wet van de berg kwam, had het volk een gouden kalf gemaakt om te aanbidden. Gods woede ontbrandde over deze afgoderij, en hij gaf de opdracht aan Mozes om het kamp door te gaan, “en er vielen op die dag van het volk ongeveer drieduizend man.” (Ex. 32:27-28). Drieduizend mannen stierven omdat ze in opstand kwamen tegen God, toen Zijn Wet werd gegeven. Maar op de Pinksterdag werden er drieduizend opnieuw geboren, toen de Geest werd gegeven, waardoor ze de kracht kregen om Gods Wet met heel hun hart en verstand te gehoorzamen.

De Wet doet ons de zonde kennen, en de zonde brengt de dood voor, omdat wij de wet niet kunnen houden. Maar het offer van Christus, aan het kruis volbracht, reinigt ons van alle zonden, en Zijn dood bracht ons het Leven.

Lof zij het Lam dat onze zonden op Zich nam!