OP één van onze reizen door Israël kwamen op een dag in Tabgha, een plaatsje in Gallilea, waarvan men zegt dat daar het wonder van de broodverminigvuldiging plaats vond. We bezochten de kerk ter plaatse en zagen in het voorportaal iets bijzonders: tegen een balk aan het plafond was een zwaluw druk bezig een nestje te bouwen.
“Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw haar nest, waarin zij haar jongen legt: bij Uw altaren, HEERE”
Als zelfs mus en zwaluw welkom zijn bij God, hoeveel te meer dan wij. Wij gaan immers de mussen ver te boven! (Matt. 10:31)
God heeft ons nergens liever dan dicht bij Zijn hart. In goede dagen, maar ook juist in moeilijke tijden, als wij door het dorre dal heen moeten. Hij Zelf zal met ons gaan. Zijn stok en staf zullen ons ondersteunen en behoeden. Dan kunnen wij van kracht tot kracht steeds voortgaan.
In Matt. 10 staat niet alleen dat wij veel kostbaarder zijn dan mussen, er staat ook: “Wees dus niet bevreesd”. God zorgt voor ons als een liefdevolle Vader. De Heere Jezus liet het al zien: Hij kon 5000 man voeden van vijf broden en twee vissen. En zo wil Hij ook nu voor ons de tafel aanrichten om ons te verkwikken op de weg. Aan het Avondmaal krijgen we daar al een voorsmaak van, en eens mogen we aanzitten aan de mooiste en grootste maaltijd, het bruiloftsmaal van het Lam.
Dan maakt Hij een einde aan alle droefenis, pijn en strijd. Dan zal God Zelf al onze tranen afwissen, en mogen wij voor eeuwig bij Hem zijn.